Land- en tuinbouw en natuur zijn met elkaar verbonden

Het verbinden van land- en tuinbouw en natuur is een belangrijk onderdeel van kringlooplandbouw. Dit betekent dat de natuur op land- en tuinbouwgronden rijker en veelzijdiger is in 2030. En dat de land- en tuinbouw zich waar dat kan richt op het benutten van natuur. Bijvoorbeeld voor bestuiving, bodemvruchtbaarheid en ziekte- en plaagwering. Dit zie je al in een circulaire kas (waarbij alle grondstoffen zoals mest of water opnieuw worden gebruikt) en bij het biologische ecosysteem in de kas.

De gewasbescherming op het agrarisch bedrijf wordt ondersteunt met het stimuleren van de natuurlijke groei van veel soorten planten in en langs het bedrijf. Bijvoorbeeld met planten en dieren die zorgen voor het bestrijden van ziekten en plagen. En met planten en dieren die zorgen voor bestuiving. Dit kan met de aanleg van groene stroken en natuurlijke beplanting op boerenerven en rond kassen. Maar ook met het inbrengen van genetische diversiteit in cultuurgewassen. Tegelijkertijd zorgt het voor een passend leefgebied voor flora en fauna. Gewassen op het land zijn een belangrijke voedingsbron en vormen een passend leefgebied voor (nuttige) insecten. Bijvoorbeeld vlinders, bijen, andere bestuivers en natuurlijke vijanden.

Biodiversiteit

Biodiversiteit (de variatie in de natuur) in en rondom het perceel is nodig om bijvoorbeeld een schuilplaats te leveren aan uitgezette natuurlijke vijanden (‘biologische bestrijders’). Denk hierbij aan het ‘dooraderen’ van het perceel (groene stroken tussen percelen leggen waarmee kleinere percelen ontstaan) en randen. Of aan het rondom het perceel aanleggen van natuurgebieden met een hoge biodiversiteit. Daarmee levert de natuur dus een bijdrage aan het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen. Ook wordt de inzet van biostimulanten ermee ondersteunt. Biostimulanten zijn (bodem)bacteriën en schimmels die de opname van voedingsstoffen door de plant stimuleren. 

Meer informatie